home

The Ekphrasis Project blog shows paintings, scribbling and works in mixed media by Dutch artist Joost de Jonge.

Interview met Alex de Vries 2014





Joost de Jonge en de herneming van de schilderkunst

Voor Joost de Jonge is het kunstenaarschap een natuurlijke impuls. Het is niet zozeer dat hij heeft geléérd te schilderen, het bleek een noodzakelijke manier om uitdrukking te geven aan zijn bestaan die hem niet viel af te leren. Joost de Jonge is zich ervan bewust dat hij al vanaf zijn derde jaar onder het toeziend oog van zijn grootmoeder die schilderijen maakte, ging tekenen en daar nooit mee is opgehouden. Anders dan bij een gemiddelde educatie heeft het leren lezen, schrijven  en rekenen hem er niet van weerhouden om zich in beelden te laten kennen. Hij maakte zich de verbeelding eigen om zijn gevoeligheid als mens te plooien naar een uitdrukkingsvorm die voor hem  belangrijker was dan taalkundige communicatie, omdat hij in het beeld iets overdrachtelijk kan maken dat daar buiten niet bestond. Al op jonge leeftijd kwam hij erachter dat de schilderkunst in hem een ruimte openmaakte waarin hij vrij kon bewegen en zich genuanceerd kon uitlaten over gewaarwordingen waarvoor geen rationele verklaring was. De kunstzinnige beleving van het schilderen werd voor hem de voorwaarde om zich maatschappelijk te handhaven.

Aan ieder schilderij van Joost de Jonge zie je dat hij altijd het risico neemt om als kunstenaar te mislukken. Je ziet dat hij zijn beperkingen overwint. Zijn werk laat zich niet voorstaan op de aloude kwaliteitscriteria van het goede, het ware en het schone, maar hij zet die voorwaarden om kunst te waarderen in om zichzelf kenbaar te maken aan de wereld waar deze boosaardig, onwaar en lelijk is.

Joost, in de opleidingen die je hebt gevolgd én in je kunstenaarspraktijk is er sprake van verzet tegen de heersende verwachtingen ten aanzien van de eigentijdse kunst. Hoewel je volop in deze tijd staat en je als kunstenaar een onafhankelijk en zelfstandig leven leidt, voldoe je niet direct aan de wetten en normen van de Nederlandse kunstwereld.

Het maatschappelijk systeem staat je geen zelfontplooiing toe en die streef ik wel onvoorwaardelijk na. Op de kunstacademie in Utrecht waar ik in 2002 ben afgestudeerd en tijdens de daaraan voorafgaande studie kunstgeschiedenis die ik heb afgebroken, ontstonden er altijd conflicten die met mijn overgave en uitlevering aan de kunst te maken hadden. Ik werd door mijn favoriete docent uitgesloten van deelname aan de eindexamententoonstelling, omdat ik over mijn toeren zou zijn. Ik was er juist helemaal klaar voor en hierna was ik er ook helemaal klaar mee, met de academie. Dergelijk conflicten doen zich voor in de persoonsvorming die je doormaakt. Veranderingen in het persoonlijke leven zijn doorslaggevend voor de keuzes die je maakt. Als die niet in de lijn der verwachting liggen, ontstaat er onbegrip. In mijn werk ga ik daaraan voorbij en kom voor mezelf dat onbegrip te boven. Dat kan ik alleen maar zelf doen, daar kan ik niemand anders bij gebruiken. Dat zijn wel hindernissen, maar het gaat erom onafhankelijk daarvan het kwalitatieve element in jezelf te onderkennen.
In het Nederlandse kunstcircuit vind ik misschien daardoor nauwelijks aansluiting, maar in het buitenland des te meer. Ik versta me daar met auteurs en curatoren die anders naar mijn werk kijken en er een relatie mee aangaan die hier nu nog niet bestaat. Ik werk steevast op mijn atelier in Vianen en stuur van hier mijn schilderijen de wereld in.
Mijn werk heeft in gevoelsmatige zin een verstandhouding met een bewustzijn waarmee ik in mezelf nieuwe ruimtes ontsluit die in het schilderij ook voor anderen toegankelijk zijn. Ik hanteer daarvoor het begrip Ekfrasis, waarbij ik stelregels van muziek en poëzie compositorisch hanteer in mijn schilderijen. Er ontstaat daardoor een beleving van het schilderij die voorbij gaat aan het enkel ondergaan van zuiver visuele indrukken.

Kun je daardoor je schilderijen nog als abstract werk karakteriseren?

Het is meer dan abstract. Het is een herneming van de schilderkunst. Die is in een zeker opzicht rijk en heroïsch en in die zin in tegenspraak met de manier waarop abstracte kunst meestal wordt getypeerd als een beeldtaal die minimalistisch, essentieel en verheven is, waarin de realiteit wordt gesublimeerd tot een wezenlijke spiritualiteit, waar het dus naar mijn idee meer een reiken naar blijft. Dit streven naar het Verhevene dat in essentie, in zijn kunstzinnigheid, alsmede in het werkelijke leven, veelal gedoemd is om te mislukken, leidt zo af en toe toch tot een ultiem gerealiseerd kunstwerk! Een onherleidbare scheppingsdrang drijft mij voort, als een onbestemde belofte van vervulling. Ook al houd ik me net als Mondriaan bezig met het reiken naar het verhevene, liggen mijn referenties in de beeldende kunst visueel gezien eerder bij kunstenaars als Jacob Bendien, Janus de Winter, Bram en Geer van Velde. Dat is zeer Nederlands werk en ik ben ook een zeer Nederlandse schilder. Juist daardoor krijgt mijn werk in het buitenland meer respons dan hier. Ik doe wat ik geloof en val daardoor buiten het systeem. Dat is altijd zo geweest.

Waarom zie je eigenlijk af van figuratie?

Mijn eerste herinnering bestaat uit het beeld van grote kleurvelden van een richtinggevende dimensie. Al heel jong werd ik gegrepen door abstracte kunst en als jongeling was ik een zuivere romanticus die uitdrukking wilde geven aan zijn extase, zoals het beeld van de dansende Jesaja in de Bijbel wordt geschetst. Extase kun je beter in abstracte zin verbeelden dan in het realisme dat in aardse zin de toon aangeeft en vaak lustopwekkend is. Mijn werk reikt altijd naar muziek en voor mij is het belangrijkste instrument de compositie. In feite ligt het nog dichterbij de dans, daar weegt het belang van de uitvoering immers nog zwaarder dan bij muziek, want bij dans ontstijgt de danser, met name in choreografische zin de eigen persoon. Waar men in de muziek improviseert, wordt ook de uitvoering van een groter belang, het universele incident, het moment dat niet te herhalen is, maar toch altijd weer verlengd wordt, dat zich uitstrekt in wat wij tijd hebben genoemd, een oneindig bewegen in een voor ons besef eindige wereld. Mogelijk ligt de oneindigheid in ons mens-zijn en de zich continuerende humanistische werkelijkheid.

Dat je vrije kunst nastreeft is duidelijk, maar hoe verhoud je werk zich in geëngageerde zin tot de wereld?

Overal op ieder moment breken er mensen en huilt er iemand; daar vecht ik tegen. Dat blijft moeilijk, want eigenlijk kun je er niets tegen doen. Tijdens het schilderen speelt dat ethische aspect dan ook niet. In het schilderij sta ik me ook toe diabolisch te zijn. Kwelling en euforie liggen dicht bij elkaar. Ik zoek de uitersten van mijn weerbaarheid op. Je moet je als mens niet verliezen in je maatschappelijk streven en daarnaast moet je erop toe zien dat je niet verzuurt. Ik zie het als mijn plicht om te reiken naar het hoogst haalbare van wat in mijn vermogen ligt in de discipline van de abstracte schilderkunst. Soms barst ik tijdens het schilderen in een extatisch lachen uit en vraag me af of ik gelukkig ben of doodongelukkig. Ik ben toch wel gelukkig in de schilderkunst, maar ’t blijft een grensgeval.

Alex de Vries

26 maart 2014

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.